Datum 30-11-1986 - ds. D.Chr. Overduin - middagdienst
------------------
Heidelbergse Catechismus Zondag 36 en 37 v/a 99-100-101-102
Vraag 99. Wat wil het derde gebod?
Dat wij niet alleen met vloeken of met valse eed , maar ook met onnodig zweren, den naam Gods niet lasteren noch misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke verschrikkelijke zonden deelachtig maken; en in het kort, dat wij den heiligen naam Gods anders niet dan met vrees en eerbied gebruiken, opdat Hij van ons recht beleden, aangeroepen, en in al onze woorden en werken geprezen worde.
Vraag 100. Is het dan zo grote zonde, Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over diegenen vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden?
Ja gewisselijk; want er is geen groter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering zijn naams; waarom Hij die ook met den dood te straffen bevolen heeft.
Vraag 101. Maar mag men ook God zaliglijk bij den naam Gods een eed zweren?
Ja, als het de Overheid van haar onderdanen, of anderszins ook de nood vordert, om trouw en waarheid daardoor te bevestigen, en dat tot Gods eer en des naasten heil; want zulk eed zweren is in Gods Woord gegrond, en daarom ook van de heiligen in het Oude en Nieuwe Testament recht gebruikt geweest.
Vraag 102. Mag men ook bij de heiligen, of bij enige andere schepselen, een eed zweren?
Neen; want een rechten eed zweren is God aanroepen, dat Hij, als die alleen het hart kent, der waarheid getuigenis wil geven, en mij straffe, indien ik valselijk zweer; welke eer aan geen schepsel toebehoort.
-------------------
Van de vreugde der wet.
DE NAAM.
-------------------
zingen: ps.119:14 - ps.72:11 - ps.51:4,5,6 en 9. |
|
Data
|
Grootte |
6.41 MB |
Downloads |
905 |
Aangemaakt |
18-05-2012 |
Gewijzigd |
11-05-2021 |
Download |
|